Er werd geen consensus bereikt tussen de nationale sociale gesprekspartners over de zogenaamde loonmarge die een basis had kunnen leggen voor de opstart van sectorale onderhandelingen.  De door de werkgevers voorgestelde maximale koopkrachtverhoging (in de periode 2021-2022) van 0,4 %, aangevuld met een eenmalige premie van maximum 500 euro, werd immers als een onvoldoende onthaald door werknemers.  Bovendien bevatte hun voorstel te weinig zekerheden dat zelfs deze beperkte verhoging voor alle betrokkenen van toepassing zou worden.  De federale regering zou hierover een beslissing kunnen nemen, aangezien er dus geen klassiek Interprofessioneel Akkoord tot stand kwam.  Diezelfde regering heeft wel reeds bevestigd dat de geadviseerde welvaartsenveloppe zal verdeeld worden, hetgeen de werkgevers opnieuw gekoppeld hadden aan de loononderhandelingen.